Camera 11000 Mono

Geeft de soort/het ontwerp van de chip aan.

De randlengte van de meestal vierkante pixels waaruit een camerasensor bestaat.

In elke pixel komen elektronen vrij, al dan niet verlicht door fotonen. Elke CCD-chip genereert een bepaalde hoeveelheid thermische energie en zo een zichzelf versterkend signaal. Zodra het beeld van de CCD-chip wordt uitgelezen, ontstaat een onduidelijk beeld.

De maximale belichtingstijd in minuten die met die camera mogelijk is.

Elke CCD-camera heeft de neiging om beeldruis te produceren. Een beeldfout die als een soort lelijke nerf op het beeld verschijnt. Het is vooral merkbaar bij langere belichtingstijden. Naast de algemene ruis is er ook een ruis die wordt veroorzaakt door het uitleesproces van het beeld: de leesruis.

Voor lange belichtingstijden worden veel CCD-camera's gekoeld om thermische ruis te verminderen en voor een hogere beeldkwaliteit. CCD-camera's kunnen worden met name onderverdeeld in drie categorieën:
- geen koeling
- passieve koeling via koelribben
- actieve koeling (bijv. via ventilator en Peltier-element)

Kleurencamera's leiden snel tot resultaten, zwart-witcamera's leggen meer details vast.

De Full Well-capaciteit geeft aan hoeveel elektronen een enkele pixel kan bevatten. Hoe groter en dus lichtgevoeliger de chip, des te meer elektronen hij kan opnemen. Maar wat betekent dit? De ruis wordt met een Full Well-capaciteit gereduceerd en het vermogen om zeer heldere en donkere objecten tegelijkertijd te fotograferen vergroot.

De bitdiepte wordt ook wel het dynamisch bereik van een chip genoemd. Hoeveel bits een afbeelding heeft, betekent ook hoeveel verschillende grijstinten kunnen worden weergegeven. De diepte van de beeldinformatie is hier direct van afhankelijk. In een opname met 1 bit beelddiepte zijn alleen zwart-witte punten te zien. In dit geval kan men nauwelijks spreken van een echt beeld. Veel details die met het blote oog worden waargenomen, ontbreken nog. 16 bit betekent een weergave van meer dan 65.000 grijstinten.